In de voormiddag een bezoek aan de tentoonstelling Verborgen Parels in het museum Hof Van Busleyden , na een lunch in het Groot Seminarie een bezoek aan het ‘Predikheren’ met gids. Na ruim 40 jaar leegstand is er een nieuwe bestemming voor het Predikherenklooster. Het klooster en de aanpalende kerk vormen sinds september 2019 een nieuwe culturele hotspot in de stad, waar ook de stadsbibliotheek haar nieuwe onderkomen vindt.

MUSEUM Hof Van Busleyden Mechelen: Verborgen Parels

Verborgen Parels toonde ons het allerbeste van wat Mechelen door de eeuwen heen heeft voortgebracht.

Met topstukken van onder meer Rubens, Jordaens en Faydherbe.

Veel van de verborgen parels komen uit museale, private en erfgoedcollecties en waren voor het eerst te zien voor publiek. Het was once in a lifetime kans om deze bijzondere stukken in het echt te bekijken.

In Verborgen Parels konden we  we meer dan 100 kunstwerken bewonderen uit verschillende tijdsperiodes en in diverse disciplines zoals schilderkunst, edelsmeedkunst, beeldhouwkunst en prentkunst. We vonden er naast de erkende topstukken ook echte verborgen parels.

Voor deze expositie creëerden men een tijdloze stad, die ons uitnodigde om rond te dwalen. We konden zowel rond de opstelling heen lopen als tussen de kunstwerken ons begeven. Zo konden we samen met de gidsen al dat moois in ons opnemen maar net zo goed de afzonderlijke stukken bewonderen en de verhalen ontdekken die ze met zich meedragen.  

Volgende afbeeldingen tonen ons  deze verborgen parels. Met de audiotranscript krijgen we voor elk werk de bijhorende beschrijving waardoor we meer te weten komen dan de gidsen ons verteld hebben.

De kinderreuzen Klaaske en Noa verwelkomen ons bij het binnentreden van de tentoonstelling.

 

Klaaske en Noa

Reuzenfamilie

Noa en Amir

Een stoet reuzen doorkruist de tentoonstelling. Ze zijn al vijfhonderd jaar lang vertrouwde gezichten in Mechelen. Om de zoveel jaar komen ze naar buiten tijdens de Ommegang. Op de maat van het lied maken ze dan een ronde door de binnenstad. De Ommegang sluit processies af en gaat uit bij speciale gelegenheden, zoals jubelvieringen van de Heilige Rombout, Blijde Intredes en inhuldigingen. Eind 15de eeuw stapten de reuzen voor het eerst door Mechelen. Vader reus was er eerst. Hij mocht in 1525 paraderen voor landvoogdes Margaretha van Oostenrijk, die hier haar residentie had. De reuzenfamilie breidde in de loop der eeuwen uit en weerspiegelt steeds hun tijd en hun stad. Zo kwamen er in 2013 twee reuzenkinderen bij: Noa en Amir. Zij verbeelden de diversiteit van Mechelen vandaag. Hier in de tentoonstelling is de familie zo goed als compleet. Op 25 augustus en 1 september 2013 ging in Mechelen voor het eerst in 25 jaar de Ommegang weer uit en kon het publiek de voltallige Reuzenfamilie van Mechelen eindelijk nog eens aanschouwen. De ommegang werd in 2013 door UNESCO als Werelderfgoed erkend.

De Mechelse historische reuzen Vader, Moeder, Grootvader, Janneke, Mieke en Klaesken en nu ook Noa en Amir, maken deel uit van de Mechelse Ommegang.  Het ontstaan van deze Mechelse Ommegang wordt in verband gebracht met de legende rond de figuur van Sint-Rombout, de patroonheilige van de stad Mechelen. Meer info zie

Zeg je Mechelen, dan zeg je Opsinjoor. Dit soort houten poppen werd tijdens Mechelse stoeten en ommegangen opgegooid in een grote doek. Een vrolijk ritueel. Of toch niet? Vandaag kennen we deze pop met zwarte muts en geelrode strik dus als Opsinjoor. Het lijkt een vrolijk ventje maar oorspronkelijk was zijn naam "Vuylen Bras" of "Vuylen Bruydegom". Dat was de bijnaam voor mannen die in dronken toestand hun vrouwen afranselden. Daar kwamen ze niet zomaar mee weg. Als straf werden ze op een deken de lucht in gegooid en voor iedereen te kijk gezet. Nu vraag je je vast af waarom de pop dan vandaag Opsinjoorke heet? Die naam kreeg hij in 1775. Tijdens een optocht dat jaar viel hij bij het opgooien op het hoofd van een inwoner uit Antwerpen. Die werden ‘Sinjoor’ genoemd, van het Spaanse ‘señor’. De pop viel dus “opsinjoor”. Het is een bijnaam die is blijven plakken tot de dag van vandaag. Als niet-Mechelaar kan het een beetje vreemd aanvoelen dat het toonbeeld van slecht gedrag uitgroeide tot een geliefde Mechelse mascotte. Toch vind je hem overal in het straatbeeld terug. Let straks maar eens op als je door Mechelen wandelt. 7 De pop werd al twee keer gestolen. Eén keer in 1949 als een studentengrap van Antwerpse studenten. Een andere keer in 1971. Opsinjoorke werd toen samen ontvreemd met het schilderij Christus aan het Kruis van Peter Paul Rubens. Enkele dagen na de diefstal werd Opsinjoor gelukkig teruggevonden op de binnenkoer van de Mechelse Gevangenis. De kranten destijds waren bezorgder over het verdwijnen van Opsinjoorke dan het werk van de grote Vlaamse Meester. Als dat niet de liefde illustreert van de stad voor haar mascotte!?

De Maneblussers, anoniem ca 1700

Ken je het spannende verhaal dat op dit schilderij wordt afgebeeld? Het gaat over de moedige Mechelaars. “Het is 27 januari 1678. Het is volle maan en de wolken hangen laag in de stad. Een dronken man stapt uit een kroeg de winternacht in. Hij kijkt op naar de SintRomboutstoren en de paniek slaat hem om het hart. De toren staat in brand! De man slaat onmiddellijk alarm. Een hele menigte snelt naar de toren en begint ijverig te blussen. Ook het volledige stadsbestuur blust mee met de burgemeester voorop. Maar nog voor ze de top van de toren bereiken, trekt de mist op. De maan komt langzaam tevoorschijn. Wat zien ze nu?! Er zijn helemaal geen vlammen of rook. Het was het schijnsel van de maan op de lage bewolking dat de indruk van vlammen had gewekt.“ Na dit incident kregen de Mechelaars al spottend de bijnaam de ‘Maneblussers’. In realiteit is het verhaal van de torenbrand een urban legend - een stadsmythe. Uit onderzoek blijkt dat die nacht immers nooit heeft plaatsgevonden. Toch zijn de Mechelaars de naam ‘Maneblussers’ gaan dragen met trots. Op verschillende plekken vind je vandaag nog verwijzingen naar de legende. Denk maar aan de Maneblusser van brouwerij het Anker of het jaarlijkse festival Maanrock.

De ontploffing van de ZandpoortJan Verhuyck ca. 1680

Mechelen telde in de zestiende eeuw twaalf stadspoorten. De Zandpoort was een van de kleinere poorten, maar daardoor niet minder belangrijk. Het centrale kruitmagazijn voor de stadsverdediging was er gevestigd. Op de avond van 7 augustus 1546 treft een bliksemschicht de toren en de kruitkamer, met een enorme explosie tot gevolg. Een groot gedeelte van de stad wordt verwoest. In totaal komen er zo’n 300 mensen om het leven; ruim 600 raken gewond.

De ontploffing van de Mechelse Zandpoort werd snel opgepakt door de Europese pers. In Duitse hervormingsgezinde gebieden zag men het als een straf van God, omdat de stad trouw bleef aan de katholieke kerk. De gebeurtenis zorgde ook voor een snellere verspreiding van nieuwe aarden wallen om steden beter te verdedigen en kruit en wapentuig op te slaan: de (driehoekvormige) bastions.

Dit schilderij herdenkt de ravage van de ontploffing van 1546 en een vrome gemeenschap die elkaar te hulp schiet. Het werd geschilderd rond 1680, door de in Mechelen geboren en gestorven Jan Verhuyck (1622-1681/2), die tijdens zijn leven bekend was als schilder van zeegezichten, veldslagen en gezelschappen. Verhuyck baseerde zich mogelijk op een gelijkaardig schilderij uit 1546 dat nu in M Leuven hangt 

Een goudweger met zijn vrouw, Marinus van Reymerswale (kopie naar)

Marinus van Reymerswale (ca. 1490 – ca. 1546) baseerde zich voor deze voorstelling van de geldwisselaar en zijn vrouw wellicht op een werk van Quinten Massijs dat vandaag in het Louvre Na de neergang van Brugge aan het eind van de vijftiende eeuw vestigden wisselaars zich vooral in Antwerpen. Ze werden voor Van Reymerswale een belangrijke inspiratiebron toen hij vanaf 1509 in die stad actief werd. Zijn voorstelling van de geldwisselaar lijkt een kritische reflectie op de economische opgang van Antwerpen. De spanning tussen god en geld (Mattheus 6: 24) laat zich duidelijk voelen. Het gebed van de vrouw wordt afgeleid door de activiteiten van haar man die uiterst geconcentreerd valuta aan het wegen en waarderen is.. Hij bracht echter enkele betekenisvolle wijzigingen aan: extra geldbuidels wijzen op begerigheid; de Bijbel van de vrouw wordt bij Marinus een rekeningenboek.

In de Nederlanden waren er in de zestiende eeuw twee soorten geldwisselaars. Stadswisselaars voerden betalingen uit in dienst van de stad. Commerciële wisselaars wisselden vanuit hun wisselkamers op de jaarmarkten vreemde munten voor gangbare valuta. Bij financiële transacties namen ze soms ook geld in bewaring. 

Zegenend Jezuskindje, anoniem 16e eeuw

Dit zegenend Jezuskindje met wereldbol is een typisch voorbeeld van de zogenaamde ‘poupées de Malines’. Deze beeldjes worden vanaf het midden van de vijftiende eeuw tot circa 1530 in grote hoeveelheden in Mechelen vervaardigd.

 

Idealiter bestaan ze uit één stuk hout, meestal notelaar. Het merendeel is tussen 26 en 38 cm groot. De beeldjes zijn voorzien van polychromie en eventueel ook bladgoud. De Mechelse popjes hebben een typisch rond gezicht en hoog voorhoofd. Ze stellen meestal heiligen voor.

Mechelse popjes werden vooral gebruikt voor privédevotie, in huiskapellen, cellen van geestelijken en begijnhoven. Begijnen fabriceerden allerlei kleertjes om de popjes aan te kleden, soms versierd met zilver of goudbrokaat. Op Kerstmis werd het Christusbeeldje op het altaar geplaatst in een versierde wieg met belletjes. Poupées de Malines werden ook verwerkt in besloten hofjes. Ze waren relatief goedkoop en  bijzonder populair en werden ook geëxporteerd, vooral naar Spanje en Portugal. Naar het schijnt had Ferdinand Magellaan een Mechelse popje mee op zijn reis rond de wereld (1519-1521).

De kleine wereldbol in de linkerhand van Christus is een symbool voor het goddelijke koningschap over de wereld. Zijn rechterhand vormt een zegengebaar, afgeleid van het Romeinse teken om te spreken.

 

Sint Lucia Lucia van Syracuse,

anoniem ca 1500-1530

Lucia van Syracuse (283-304) is de patrones van de blinden. Haar patroonfeest valt op 13 december –  de kortste dag van het jaar volgens de Juliaanse kalender. De terugkeer van het licht is een belangrijk aspect van haar verering. Vooral in Scandinavische landen wordt deze gevierd als een feest van het licht.

Volgens de legende bezocht Lucia met haar zieke moeder het graf van de heilige Agatha in Catania, in Sicilië. Toen haar moeder op wonderbare wijze genas, schonk Lucia al haar bezittingen aan de armen. Haar Romeinse bruidegom kon dat niet verkroppen en klaagde haar aan vanwege haar geloof in Christus. Dat ze geen offers bracht aan de  Romeinse goden en keizer verzwaarde haar zaak. Lucia werd ertoe veroordeeld om in een bordeel te gaan werken. Ze bleek zo onverzettelijk dat zelfs een span ossen haar niet leken te verroeren. Ook op de brandstapel had zij nergens last van. Ten einde raad stak de beul haar een zwaard door de keel. Met dit attribuut wordt de heilige hier afgebeeld.

 

Dit beeld van Sint-Lucia werd tussen 1500 en 1530 gesneden in een Mechels atelier.

Borstbeeld van Emile De Meester de Ravenstein , J.Tuerlinckx

Kijk eens naar al die medailles op het vest van deze man. Baron Emile de Meester de Ravenstein was duidelijk een man om rekening mee te houden. Hij was een diplomaat, ambassadeur van het Vaticaan en later minister. In Rome kwam zijn passie voor archeologie tot bloei. Die interesse groeide uit tot een persoonlijke collectie waar hij later ook kunstwerken aan toevoegde. Deze buste werd in 1885 aan de stad Mechelen geschonken. Hier wordt de buste van Emile herenigd met enkele werken uit zijn eigen collectie. 

Portret van Lucas Faydherbe

Lucas II Franchoys, Mechels schilder en tekenaarLucas Faydherbe (Mechelen, 19 januari 1617 - aldaar, 31 december 1697), was een beeldhouwer en architect, die vooral werkzaam was in Mechelen, waar hij veel invloed heeft gehad.

 

 Lucas Faydherbe was de zoon van beeldhouwer Hendrik Faydherbe. Hij maakte kennis met het beeldhouwen in het atelier van zijn vader, die stierf toen Lucas twaalf jaar was. Zijn moeder hertrouwde met een andere beeldhouwer, Maximiliaan Labbé, van wie hij nog meer leerde. Zijn echte opleiding kreeg hij echter bij Rubens, toen hij op negentienjarige leeftijd zijn geboortestad verliet om in Antwerpen te werken in het atelier van Rubens. Hij was niet alleen werkzaam in Mechelen, als altarenbouwer werd hij ook gevraagd voor de hoofdkerken van Beveren-Waas en Sint-Niklaas. Zijn voornaamste werken als architect zijn de kerken van Leliëndaal en Hanswijk. Hij was een sterke voorstander van het oprichten van een kunstacademie, om iedereen de kans te geven om het ambacht te leren. Er waren concrete plannen, waar hij en zijn zoon, Jan-Lucas, veel inspraak in hadden. Deze plannen werden echter nooit uitgevoerd. Pas in de 18e eeuw werd de eerste kunstacademie in Mechelen opgericht.

Christus in ketenen, Lucas Faydherbe

Marmeren reliëf

Faydherbe ontwierp de kerk van Haanswijk waarin zijn beroemde gigantische reliëfs met scènes uit het leven van Christus zijn ondergebracht. Het bevindt zich onder de koepel en is van adembenemende artistieke proporties.

Het kind Jezus peinzend bij het kruis, Lucas Faydherbe, 1652

Barokke beeld in marmer

Bozetto van de aanbidding van de herders

Bozetto van de kruisdraging

In 1840 kocht Baron Emile de Meester de Ravenstein de stukken op voor zijn collectie. Hij is de man van het busteportret. Onverwacht doken de stukken in 2020 op bij een veiling bij Sotheby’s in Londen. Dankzij de inzet van de Vlaamse Gemeenschap vonden de werken hun weg terug naar Mechelen. Bozzetti zijn kleine modellen of schetsen van beeldhouwwerken. Ze gaven een impressie van het beeldhouwwerk in het klein. De Vlaamse overheid kocht de twee bozzetti aan en geeft ze in bewaring aan Museum Hof van Busleyden.

De werken zijn van de hand van Lucas Faydherbe (1617-1697).  Midden de 17-e eeuw werkte hij aan vele sculptuur- en bouwopdrachten, waaronder deze bozzetti ter voorbereiding van de monumentale reliëfs in plaaster uit de Onze-Lieve-Vrouw van Hanswijk in Mechelen. De reliëfs in de basiliek werden niet door Faydherbe zelf uitgevoerd maar door een leerling. Mogelijk ook door de beperkte draagkracht van de koepel van de basiliek werden de reliëfs uiteindelijk uiteindelijk niet in marmer maar in plaaster uitgevoerd. De verschillen in dynamiek en sculpturale kwaliteit tussen de ontwerpen en de uiteindelijk gerealiseerde reliëfs zijn opmerkelijk.

De bozzetti bevonden zich tot het midden van de negentiende eeuw in het huis van Lucas Faydherbe op de Bruul. In 1840 gingen ze naar een privéverzameling, waar ze tot nu zijn gebleven. Meer dan 300 jaar na de dood van Faydherbe keren deze prachtige werken eindelijk opnieuw terug naar onze stad, waar ze voor het eerst sinds lang zullen tentoongesteld worden.

Portret van Erik Wynants, schepenen van Mechelen, Rik Wouters

Monografieën Thuis Rik Wouters

 In Mechelen begint op 21 augustus 1882 het levensverhaal van Rik Wouters, zoon van een houtkapper in een van de vele meubelateliers van de Dijlestad. Op zijn twaalfde wordt Rik van school gestuurd en gaat als ‘sculpteur’ aan de slag in het atelier van vader Emile Wouters. Onder impuls van Theo Blickx zet hij de stap naar het artistieke beeldhouwen. Hij volgt lessen aan de Mechelse en Brusselse Academie voor Schone Kunsten.

In Brussel vond hij zijn liefje: Nel, een jong model, geboren als Hélène Philomène Lionardine Duerinckx. Nel was toen zestien jaar en vier jaar jonger dan Wouters; Het werd de grote liefde en ze trouwden op 15 april 1905. Nel zou zijn korte leven totaal beheersen en de kunstenaar inspireren; zij werd zijn muze en model. Driekwart van Wouters' oeuvre is een ode aan zijn eigen vrouw en muze 'Nel' - Nel die uit het raam staart, Nel die strijkt, Nel met het buurmeisje, Nel in een bootje, Nel die uitzinnig danst, Nel die zich loom bevredigt. Vaak met dat ovale gezicht en de iets schuinstaande ogen, dat in zijn schilderijen iets Japans heeft. Afgebeeld in gips of brons is Nel overdadig vleselijk, mollig en gracieus, zoals ook in zijn beeld Het zotte geweld. Als Wouters zijn Nel niet schilderde, zocht hij de stof in haar buurt: een vaas bloemen op tafel, een boom in de tuin, een stuk kabeljauw. Alles in helder licht en felle kleuren, alsof de zon vanuit alle hoeken van de kamers schijnt.

In nauwelijks 10 jaar creëerde Rik Wouters een omvangrijk oeuvre van 170 schilderijen, 35 sculpturen, 50 etsen, 40 pastels en 1500 tekeningen. Hij wordt tot de stroming van het fauvisme gerekend. 

 

Rik met blauwe blouse,  Rik Wouters

 

Op dit portret zie je goed hoe Wouters diepte en volume creëerde door verschillende kleurvlakken op een slimme manier te combineren. Let maar eens op zijn gezicht. Met slechts enkele verftoetsen in rood, roze, blauw en geel bouwde de schilder zijn eigen gezicht op. De felle kleurvlekken rijmen niet met de blik in Wouters ogen. Word je ook getroffen door die sombere ogen? Dit schilderij dateert uit 1914. Tijdens de oorlogsjaren leed de kunstenaar aan erge hoofdpijn, de voorbode van een kanker aan het kaakbeen. De pijn belemmerde hem bij het schilderen en beeldhouwen. Rik Wouters overleed op 33-jarige leeftijd in Amsterdam. Na zijn overlijden keerde Nel terug naar België waar ze hertrouwde met een arts. De rest van haar leven wijdde ze aan het beheer van de artistieke nalatenschap van Rik Wouters. Ze zorgde ervoor dat zijn werk terechtkwam in museale collecties. Dat je zijn portret hier kunt bewonderen, is dus mede dankzij Nel.

De verrijzenis van Christus, Peter Paul Rubens

 

De aanbidding der herders, Peter Paul Rubens, 1619

Het was de duurste kunstopdracht die Karel V ooit gaf: een reeks van twaalf wandtapijten met de herovering van Tunis door de keizerlijke troepen op de Turken in 1535. De kartons werden ontworpen door Jan Cornelisz. Vermeyen (ca. 1490 – 1559) en Pieter Coecke van Aelst (1502-1550), en geweven in het Brusselse atelier van Willem de Pannemaker (1512 – 1581). Vermeyen was zelf met de keizer naar Noord-Afrika meegereisd. Het hele project nam acht jaar in beslag (1546-1554) en kostte 26.000 pond. De keizer informeerde zelf regelmatig naar de vordering van de wevers. De reeks werd tentoongesteld tijdens feesten en ceremonieën en toonde Karel V als verdediger van het Christelijke geloof.

Er zijn van de Tunis-reeks verschillende (gedeeltelijke) kopieën gemaakt. Ze is gebaseerd op twee kartons en toont de verovering van La Goulette, de vesting van waaruit de haven van Tunis werd bewaakt. 

 

Register van het religieuze Broederschap van Sint-Rombout.

Hier lees je de voor- en achternamen van mannen die ergens tussen 1652 en 1715 lid waren van het broederschap van de Sint-Romboutsparochie. Ieder jaar werden de nieuwe leden aan de lijst toegevoegd. Maar zoals je ziet, zijn de namen niet gewoon onder elkaar genoteerd. In plaats daarvan is élke naam in dit boek met de hand geschreven in sierlijke rode letters. De pagina’s zelf zijn versierd met planten, bloemen en insecten. Dat maakt dit register uniek. Soms lees je in de marge een datum. Dat is de datum waarop het lid was overleden. De lijst werd dus echt ‘up to date’ gehouden. Het register is in 2020 erkend als Vlaams Topstuk. Wie waren deze mannen en wat deden ze? We vermoeden dat het broederschap van Sint Rombout ontstond in 1301. Als je lid wilde worden, moest je lidgeld betalen. Deze bijdrage dekte de uitgaven van het broederschap maar werd ook gebruikt om de leden zelf te ondersteunen als ze bijvoorbeeld ziek waren. De verering van Sint-Rombout en zijn relieken was de voornaamste pijler van de broederschap. Elke eerste woensdag organiseerden ze een mis. Tijdens de mis werden de deuren van het hoogaltaar geopend zodat de 21 gelovigen de reliekhouder konden zien. Aan het einde van de mis mochten de relieken van Sint-Rombout gekust worden. Sint-Rombout of de heilige Rumoldus is de patroonheilige van Mechelen. Volgens de legende was Rumoldus een priester van Britse of Ierse afkomst. Tijdens een pelgrimstocht naar Rome kreeg hij van God de opdracht om in onze streken het christendom te verspreiden. Zo kwam hij in de omgeving van Mechelen terecht waar hij werd ontvangen door graaf Ado en zijn vrouw Elisa die geen kinderen konden krijgen. Dankzij de gebeden van Sint Rombout kwam er toch een kind. Uit dank schonken ze de Rombout een stuk grond om een kerk te bouwen. Helaas werd Rombout na de bouw van de kerk brutaal vermoord en zijn lichaam werd in het water gegooid. Dankzij een goddelijk licht werd zijn lichaam teruggevonden en kon hij begraven worden. Al snel voltrokken zich verschillende mirakels rond zijn graf. Rombout werd heilig verklaard en zijn graf groeide uit tot een populaire bedevaartsplaats.

Het Mechels Koorboek is een van de mooiste en best bewaarde muziekhandschriften die ons uit de zestiende eeuw zijn overgeleverd. Het werd wellicht tussen 1508 en 1519 gemaakt in het Mechelse atelier van Petrus Alamire (ca. 1470-1536), een kopiist, zanger, muzikant, componist en ondernemer. De opdrachtgever was het Bourgondisch-Habsburgse hof. Dat blijkt onder andere uit de openingsminiatuur. Die toont wellicht de jonge Karel V (sommige onderzoekers menen dit het Maximiliaan van Oostenrijk is) op een troon waaraan het Bourgondisch-Habsburgse wapenschild is bevestigd, omringd door zijn broer en zussen.

Het Mechels Koorboek is wellicht het enige stuk uit de kunstcollectie van Margareta van Oostenrijk dat altijd in Mechelen is gebleven. Sinds 1860 is de aanwezigheid in het Mechelse Stadsarchief gedocumenteerd. In 2007 werd het erkend als Vlaams topstuk.

 

Triptiek met Karel van Habsburg als koning van Spanje, Jan Van Battel

Jan van Battel (1477-1557) schilderde deze triptiek voor de rentmeesterskamer van het Mechelse stadhuis. De rentmeesters beheerden de goederen en gebouwen in het bezit van de stad. Met dit schilderij wilde Mechelen wellicht haar loyauteit tonen ten opzichte van Karel V en wees ze tegelijk op de belangrijke rol die ze had gespeeld in zijn opvoeding.

Het centrale paneel toont Karel V als koning van Spanje, in een rode koningsmantel en met de koninklijke regalia (de scepter en het zwaard). Rondom zijn de wapenschilden afgebeeld van de landen waarover Karel zal gaan heersen: de Spaanse in de cirkel, de Habsburgse op het linkerluik en de Bourgondische op het rechterluik. In de vier hoeken van het middenpaneel zien we de wapenschilden van de families waaruit hij is voortgekomen: de huizen Habsburg (linksboven), Bourgondië (linksonder), Aragon-Sicilië (rechtsboven) en Castilië-Leon (rechtsonder). Onderaan rechts op het rechterluik herken je misschien het wapenschild van Mechelen: rood met geel gestreept en in het midden de tweekoppige arend. Op de voorlaatste rij links van datzelfde paneel  zien we het wapenschild van het graafschap Aalst :zilver met in het midden een zwaard, links daarvan een dubbele adelaar en rechts een Vlaamse leeuw. De kroon verwijst naar het graafschap.

De Mechelaar Jan van Battel werkte regelmatig voor de Habsburgse vorsten. In 1509 ontwierp hij al eens een wapenzegel voor Karel. Rond 1545 schilderde hij voor de Grote Kerk in Den Haag een reeks van 35 borden met de wapens van de ridders van de Orde van het Gulden Vlies.

Van de triptiek van Jan van Battel bevindt zich een latere versie in het Historisches Museum te Berlijn. Daarop staat Karel afgebeeld na zijn verkiezing als Rooms-Keizer in 1519.

We zouden bijna vergeten dat er ook heel wat vrouwelijke kunstenaars waren. Tijd dus om stil te staan bij één van hen: Maria Faydherbe. De beeldhouwster was actief aan het begin van de 17de eeuw. Helaas weten we niet veel over Maria Faydherbe. Ze maakte beelden in hout, zoals deze Christus uit palmhout, maar werkte ook in steen. Faydherbe had bijzonder veel talent. Zoals het geval is bij veel vrouwelijke kunstenaars uit deze periode weten we niet van wie ze het vak leerde. Waarschijnlijk was ze werkzaam in de ateliers van haar twee broers, Antoon en Hendrik. Ze was trouwens ook de tante van Lucas Faydherbe. Dankzij flarden in archiefbronnen en dankzij haar werk, krijgen we wel een beetje een indruk van Maria Faydherbes persoonlijkheid. Zo vinden we haar naam terug in documenten over een geschil tussen haar en de meesters van de Sint-Lukasgilde, de officiële beroepsvereniging voor schilders en beeldhouwers. Maria Faydherbe was zelf geen lid van de gilde, maar ze  maakt in het document heel duidelijk dat ze daarom zeker niet minder talent heeft dan de leden van het ambacht. Zelfbewust, mondig en getalenteerd: zo mogen we Maria wel samenvatten. De beeldhouwster aarzelde ook niet om haar eigen werk te signeren. Op de achterzijde van deze crucifix, op het achterwerk van Christus, lees je dan ook in grote letters: MARIA FAYDHERBE MEFICT, Maria Faydherbe maakte mij.

Zelfportret in gele schilderskiel, Jan de Smedt 1931

De breister, Jan de Smedt 1949

Ik stel je graag voor aan nóg een Mechelse kunstenaar: Jan de Smedt. Het is de aandachtige en ingetogen blik achter het zwarte brilletje die meteen je aandacht vraagt. Je kijkt hier eigenlijk naar de schilder door zijn eigen ogen. de Smedt draagt een gele kiel tegen een groen gevlekte achtergrond. Oranje accenten verlevendigen zijn portret. De schilder en beeldhouwer werkte en woonde zijn hele leven in Mechelen. De Smedt is hier 26 jaar en staat nog aan het begin van zijn carrière. Het schilderij ernaast, de voorstelling van de breister, schilderde de Smedt in 1949, vijf jaar voor zijn overlijden. Zijn interesse voor kleur bleef een rode draad in zijn oeuvre. Tegen een donkergroene achtergrond zit een vrouw in een zalmroze jurk te breien. We zijn vrij zeker dat dit Camilla van Peteghem is, de echtgenote van de Smedt. Hij noemde haar liefkozend ‘Milly’. Jan en Camilla hadden elkaar ontmoet aan de Academie van Mechelen. Ze trouwden in 1939. Camilla werd zijn muze en zijn enige model. Ze was trouwens zelf ook artistiek aangelegd. Zo behaalde ze ooit een eerste prijs 23 voor boetseren en volgde ze schilderlessen bij Gustave van de Woestyne. Als erkenning voor Camilla Van Peteghem als kunstenaar, vernoemde Stad Mechelen in 2021 een straat naar haar.

 

Het oordeel van Salomon, Michiel Coxcie

Let eens op al die levendige handgebaren en houdingen. Wat een onrust! Er is hier duidelijk iets aan de hand. Je kijkt naar het oordeel van Koning Salomon, een verhaal uit het Oude Testament. Twee vrouwen vechten om een kind. De wijze Joodse koning Salomon, gekleed in een harnas, deelt zijn vonnis met de omstaanders. Hij beslist dat het kind met een zwaard in tweeën zal worden verdeeld. Iedere vrouw krijgt de helft. De échte moeder knielt neer aan de voeten van de koning en doet onmiddellijk afstand van haar kind om zo het leven van het jongetje te redden. Zo wordt meteen duidelijk wie de echte moeder van het kindje is. Taferelen met dit thema waren bijzonder populair op plekken waar recht werd gesproken. Jammer genoeg weten we niet of dit schilderij ook voor een rechtszaal werd geschilderd. Je staat hier voor een werk van Michiel Coxcie. In de 16de eeuw was hij een van de meest toonaangevende schilders van zijn tijd. Mechelen was zijn thuisstad. Als jonge kunstenaar reisde hij naar Italië waar hij zich in de klassieke oudheid en renaissance kunst verdiepte.

Hij maakte zich de stijl eigen van kunstenaars als Michelangelo en Rafaël. In 1539 keerde hij terug naar Mechelen. Eenmaal op eigen bodem liet Coxcie zien wat hij in het verre Italië geleerd had. Hij schilderde grote composities met levensgrote, monumentale figuren en veel aandacht voor de anatomie. Het leverde hem de bijnaam ‘de Vlaamse Rafael’ op en hij oogstte veel succes met zijn werk. Als kers op de taart van zijn carrière werd Michiel Coxcie rond 1546 hofschilder van Maria van Hongarije en Filips II van Spanje.

De vier evangelisten, Jacob Jordaens

Vandaag de dag zouden we verontwaardigd zijn als iemand een kunstwerk van een bekende kunstenaar zou kopiëren. Maar in de 17de eeuw werden regelmatig composities of delen ervan herhaald. Afhankelijk van de prijs die je als klant wou betalen, werd een bepaalde afwerking vastgelegd. Wilde je dat meester Jordaens zélf het schilderij voltooide en niet zijn atelier? Dan moest je daar ook maar voor betalen. Zo is het misschien ook met dit werk gegaan. Dit schilderij is een eigentijdse kopie naar een werk van Jacob Jordaens dat vandaag in het Louvre in Parijs wordt bewaard. Het schilderij hangt normaal in de Mechelse SintJanskerk, tegenover het Hof van Busleyden. Misschien stapte je er al eens binnen? Je bewonderde er dan vast de Aanbidding der Wijzen van Peter Paul Rubens. Maar stond je ook al eens stil voor dit werk uit het atelier Jacob Jordaens? Je kijkt naar de vier evangelisten die samen lezen uit een boek. De jongeman in het witte gewaad is de heilige Johannes, ofwel Sint-Jan. Mattheus maakt aantekeningen in een boek. Marcus en Lucas kunnen we lastiger identificeren omdat hun attributen ontbreken. Achteraan kijk je uit op een landschap. Kijk nog eens naar de compositie van de groep mannen. Ook al zijn ze gewoon samen aan het lezen in een boek, toch is het zeker geen statische scène. Er zit een zekere dynamiek in. Dat komt door de handgebaren en de expressieve blikken. Maar let ook eens op de plooien van de gewaden, de witte kleuraccenten of de pagina’s van het boek die opkrullen. Dat spel met handen, gebaren en kleuren zie je bijvoorbeeld ook terug in het werk van Prosper De Troyer dat eveneens een Bijbels thema heeft. 

 

Pilatus en de anderen, Prosper de Troyer

Als je de titel leest, dan heb je misschien het gevoel dat er iets niet klopt. Pontius Pilatus? Is hij niet de Romeinse politicus uit de Bijbel die Christus laat kruisigen? Maar hier staan moderne mannen, met witte hemden, een bril en een das? Inderdaad, schilder Prosper de Troyer stak een Bijbels verhaal in een modern jasje. Alle ogen zijn gericht op de kelk in de handen van de man die met zijn rug naar jou toestaat. Een onschuldig kind legt bemoedigend zijn arm over de rug van de man. Ook Pilatus die zijn handen wast, kijkt over zijn schouder naar wat er staat te gebeuren. Boven de kelk hangt een sleutelbos. Er hangt duidelijk spanning in de lucht. Wat gaat er gebeuren? Wat betekenen de sleutels? Prosper de Troyer geeft geen duidelijk antwoord op je vragen. Hij geeft je als kijker de ruimte om je eigen antwoorden te formuleren. Door de uitsnede van de figuren, voelt het alsof jij er ook bij hoort. Museum Hof van Busleyden kocht dit werk aan in 2021. Het is de eerste keer dat het museum het schilderij tentoonstelt. Prosper de Troyer wordt vaak gezien als een Mechelse kunstenaar maar dit klopt niet helemaal. Hij werd geboren in Destelbergen bij Gent maar volgde later wel avondlessen aan de Academie in Mechelen. Hij richtte er ook een kunstkring op. 

 

Zoals de ouden zongen, zo piepen de jongen, Jacob Jordaens (atelier)

In het depot van Museum Hof van Busleyden worden tienduizenden kunstwerken bewaard. Van sommigen weten we precies wie het werk heeft gemaakt en wanneer. Maar soms kan een onverwachte ontdekking een compleet nieuw licht werpen op een werk. Zo ging het ook bij dit schilderij. In 2002 werd dit werk geschonken aan de stad Mechelen. Het staat te boek als een 19de-eeuwse vervalsing van een werk van Jacob Jordaens. Tijdens de voorbereidingen van deze tentoonstelling werd het schilderij uit het depot gehaald en grondig onderzocht. Hieruit bleek dat het mogelijk toch geen 19de-eeuwse vervalsing is, maar wel een 17de-eeuws werk! De vergeelde vernislaag geeft je vandaag een verkeerd beeld van hoe het schilderij er ooit uitzag. Het museum liet op sommige plaatsen stukjes vernis verwijderen en wat eronder zat, was alvast veelbelovend. De komende jaren zal het werk een conservatiebehandeling ondergaan. Hopelijk komen de onderzoekers dan ook meer te weten over dit werk.

Schilderde meester Jordaens zelf mee aan het werk? Of besteedde hij het uit aan een ateliermedewerker? Zoals je kan lezen in de cartouche bovenaan verbeeldt dit schilderij het spreekwoord ‘Zo de ouden zongen, zo piepen de jongen’. “Gedraag je”, zegt dit schilderij aan de oudere generatie, “want de jeugd aapt de slechte gewoontes van de ouders na”. Het is duidelijk dat dit gezelschap die les nog niet zo goed begrepen heeft!

 

Sta eens stil bij dit drieluik van cederhouten plankjes. Ze verwijzen naar de lesplanken die worden gebruikt in een Koranschool. Kinderen memoriseren de Koran door de heilige tekst op de plankjes te schrijven. Na iedere les maken ze de plankjes schoon om ze klaar te maken voor de volgende les. Hier presenteert MehdiGeorges Lahlou ze als een triptiek. Vormelijk zie je meteen een link met de triptieken die ernaast hangen. Inhoudelijk liggen de islamitische plankjes mijlenver van de katholieke triptieken. Of toch niet? De eeuwenoude schilderijen en sculpturen in deze tentoonstelling stonden ooit in een kerk, een kapel of bij iemand thuis. Ze waren in opdracht gemaakt van een gilde, een broederschap, een overheid of een rijke mecenas. Nu staan ze hier in een museum, los van die oorspronkelijke context, los van hun functie. Het zijn nog altijd dezelfde werken, maar toch verschuift hun betekenis. Ze zijn topstuk, cultureel erfgoed en herinnering. Dat is ook wat de Frans-Marokkaanse kunstenaar MehdiGeorges Lahlou fascineert. Voor hem zijn er geen afgebakende grenzen. De waarde of de betekenis van een kunstwerk is niet in steen gebeiteld. Juist door in zijn werk traditionele voorwerpen zoals deze Koranplankjes uit hun context te halen, voegt Mehdi-Georges Lahlou een dubbelzinnige laag toe. 

 

Goudleer

Mechelse kant

Doorheen haar geschiedenis stond Mechelen ook bekend voor de productie van luxegoederen waaronder Mechelse kant en goudleer. Ze werden op grote schaal geproduceerd en verhandeld tot ver buiten de stad. De naam Mechelse kant verwijst naar haar oorsprong, maar is ook de naam van de techniek waarmee het kant wordt gemaakt. Het kant klossen was een zeer complex en arbeidsintensief proces. Handgemaakte Mechelse kant was dan ook bijzonder luxe en kostbaar. Hoe breder de strook, hoe duurder. Het werd niet voor niets de 'Queen of laces' – de koningin van de kant - genoemd. Mechelse kant kende haar grootste bloeiperiode in de 18de eeuw. Haar bekendheid reikte tot ver over de landsgrenzen heen. Zo kocht de Engelse prinses Anne, dochter van koning Charles II, rond 1713 wel 57 meter Mechelse kant. De stroken kant kon je verwerken in boorden en mutsen. In 1847 kwamen er machinale weefgetouwen op de markt. Dat betekende het einde voor de grootschalige productie van handgemaakte Mechelse kant.

Mechels goudleer was nog zo’n typisch exportproduct. Goudleer komt oorspronkelijk uit Noord-Afrika en later verspreidde de techniek zich over Europa. We zien al in de 16de eeuw heel wat goudlederateliers opduiken in Mechelen. Goudleer werd gebruikt als luxueuze muurbekleding. De naam ‘goud’- leer zet je op het verkeerde been want er komt geen goud aan te pas. Het is een goudbruine vernis die op bladzilver is aangebracht en de indruk van goud wekt. Het mooiste goudleer heeft ook een reliëf. Daarvoor werden de leren vellen tussen twee houten platen geperst met daarop een motief. Nadien werd het goudleer soms ook nog beschilderd zoals het voorbeeld dat je hier ziet.

 

Vogelconcert, Paul de Vos

Het geluid van dit schilderij zou oorverdovend moeten zijn. Het is alsof de uil met het muziekboek in het midden de fluitende en krijsende bos-, veld- en watervogels dirigeert. Er zitten ook exotische vogels tussen: een toekan, een papegaai en een rode ara. We noemen dit soort composities ook wel een ‘vogelconcert’. Deze voorstellingen waren populair rond 1630. De kunstenaar liet zich inspireren door een fabel van de Griekse dichter Aesopus. Daarin waarschuwt een wijze uil de andere vogels voor de bedreigingen van de natuur en de mens. De compositie verwijst ook naar een gezegde van de Nederlandse dichter Jacob Cats dat we vandaag nog altijd gebruiken: Elck vogeltge singt soo ’t gebeckt is. In de 17de eeuw hoorde dit schilderij tot de kunstverzameling van de Commanderij van Pitzemburg, een onderafdeling van de Duitse Orde in Mechelen. Deze religieuze ridderorde werd rond 1200 gesticht. Tijdens militaire expedities probeerde de orde niet-christelijke Duitstalige gebieden te bekeren. We vermoeden dat de rijke ridderorde een indrukwekkende kunstcollectie bezat. Tijdens de Franse periode - eind 18de eeuw - werden de bezittingen van de ridderorde in beslag genomen en verkocht. Het Vogelconcert werd toegewezen aan de Ecole Centrale du Département des Deux-Nèthes de pas opgerichte instelling voor staatsonderwijs. In 1810 werd het schilderij overgedragen aan het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten van Antwerpen. Hier op de tentoonstelling hangt het werk voor het eerst weer op Mechelse bodem

 

  Besloten Hofje met de Heiligen Elisabeth, Ursula en Catharina, ca. 1530,

Besloten Hofjes zijn uiterst zeldzame getuigen van de 16de-eeuwse devotie en spiritualiteit in kloostergemeenschappen in de Zuidelijke Nederlanden. Ze overstijgen het louter materiële aspect omdat ze de uitdrukking zijn van een devotionele traditie. Deze zeldzame retabelkasten uit de tijd van Karel V zijn unieke voorbeelden van anonieme vrouwelijke kunst, die door hun eigenzinnige beeldtaal een idee geven van het leven in kloostergemeenschappen. Ze getuigen van een culturele identiteit die nauw verbonden is met mystieke tradities. Voor ons vormen ze een toegang tot een verdwenen wereld die wezenlijk deel uitmaakt van de cultuur in de Zuidelijke Nederlanden.

Een Besloten Hofje bestaat uit een eikenhouten retabelkast gevuld met talloze zijden voorstellingen van fauna en flora, wassen zegels, houten en albasten gepolychromeerde beelden, pijpaarde medaillons, stoffelijke resten (relieken), miniaturen en inscripties op papier en perkament, glas en koraal. De kleine houten sculpturen, ook gekend als Mechelse popjes, zijn delicaat gepolychromeerd en sommige dragen de Mechelse gildemerktekens. Tussen de in zijde verpakte stengels, geordend in ruitvormige patronen op de achtergrond, kregen talloze relieken en andere devotieobjecten een plaats. Er zijn pelgrimsinsignes in metaal, wassen zegels, figuurtjes in papier-maché, gedrukte prentjes en zeer natuurgetrouwe artefacten zoals een ragfijne spin in metaaldraad. Al deze elementen werden op een dun houten paneel gemonteerd dat rechtop in de retabelkast werd geplaatst. De sculpturen zijn met een houten pin vastgezet op een bodem van turf die met groene tafzijde overtrokken is. De tuin is afgesloten met een fijn houten hekje voorzien van devotionele teksten op perkament. Ten slotte werden het plafond en de wanden van de retabelkast versierd met bloemen, blaadjes en druiventrossen gemaakt uit kersenpitten en verpakt in borduurwerk, aangevuld met reliekhoudertjes, pelgrimsinsignes en metalen lovertjes. De meeste Hofjes zijn voorzien van beschilderde houten luiken in Vlaams-primitieve stijl, die de fragiele inhoud van de kast beschermden.

 

Detailfoto van dit Mechels Besloten Hofje, na reiniging. De ca. 14 mm grote spin is opgebouwd uit metaaldraad en zijdedraad, gewikkeld rond een kersenpit.

 

Besloten Hofje met Calvarie, de Maagd Maria en Johannes de Evangelist

Het centrale thema van dit Besloten Hofje is de verlossing van de mens. Dit concept wordt gesymboliseerd door de kruisiging van Christus. De symmetrische structuur van dit Hofje sluit nauw aan bij die van de drie grootste Hofjes.

Het Besloten Hofje met Calvarie heeft beschilderde zijpanelen met daarop vier leden van het Mechelse Onze-Lieve-Vrouwegasthuis en hun respectieve patroonheilige. Op het geopende linkerluik zien we Peeter van Steenwinckele, de eerste rentmeester van het Gasthuis na de hervorming ervan in december 1508. Tijdens deze hervorming of ‘reformatie’ werden er nieuwe, strengere leefregels aan de gasthuiszusters opgelegd door het bisdom. Achter van Steenwinckele staat de heilige Petrus. Op de rechtervleugel staat zuster Cornelia Andries, de eerste priorin na de hervorming. Ze is vergezeld van haar patroonheilige, de heilige Cornelius. Op de buitenzijde van het linkerluik staat priester Marten Avonts, de tweede rentmeester; hij knielt naast de heilige Martinus van Tours. Op de buitenzijde van het rechterluik is zuster-overste Jozijne van Coolene geportretteerd, samen met de heilige Judocus. 

De aanwezigheid van Marten Avonts suggereert dat dit Besloten Hofje werd gemaakt na de dood van Peeter van Steenwinckele in 1525. Priorin Cornelia Andries overleed drie jaar later, in 1528. Op basis van deze gegevens kunnen we dit Besloten Hofje dateren tussen 1525 en 1528. De beschilderde zijpanelen werden toegeschreven aan de Meester van het Mechelse Sint-Jorisgilde. Deze toeschrijving is echter onzeker.

Bekijk een video-opname over de Besloten Hofjes hier

Bijkomende informatie

HET PREDIKHEREN

Het Predikherenklooster te Mechelen is een van veraf zichtbaar, markant gebouw aan de noordrand van het centrum van Mechelen, dichtbij de gerestaureerde Dossinkazerne en het Holocaust museum. In de voorbije jaren is er gewerkt aan de restauratie en de herbestemming van ruïne tot stadsbibliotheek.

Beknopte geschiedenis van Het Predikheren

1253: stichting Predikheren in ’s Hertogenbosch

1651: vestiging in Mechelen

1655: bouwen van klooster en kapel

Begin 18e eeuw: kapel vervangen door kloosterkerk met onafgewerkte barokke voorgevel= een eenvoudige constructie met een naar het oosten gericht gebedshuis en een aanpalend rechthoekig klooster rond een centraal pandhof en pandgang die via arcades de verbinding vormde tussen het pandhof en gemeenschappelijke ruimtes. Aanwezigheid van een bibliotheek

1796: sluiting van het klooster tijdens de Franse Revolutie

1802: samenvoeging van de kloostercellen tot zalen waarin men hulpbehoevende ouderlingen onderbracht

1809: militair hospitaal

Aanpassingen in de gebouwen: kloosterkerk wordt artilleriemagazijn, kasseien op de vloer en trappen

1900: klooster wordt kazerne

Tussen 1930 en 1940: kazerne van het 7e linieregiment onder bevel van Hector De Lobbe.

Tijdens Tweede Wereldoorlog: bezetting door Duitse bewakingstroepen

1979: bescherming als monument

1982: aankoop door de stad Mechelen die het in 2000 aan een ontwikkelaar verkoopt

2010: opnieuw aangekocht door de stad Mechelen. Lekkages, schimmels en insecten veroorzaken instabiliteit waardoor men in 2012-2013 werken uitvoert om het voor de toekomst te bewaren

Werken worden uitgevoerd door het Rotterdams architectenbureau Korteknie Stuhlmacher geassisteerd door Callebaut Architecten en Bureau Bouwtechniek

Johanna van Aza, moeder van Dominicus,  werd geboren op het kasteel van het geslacht Aza, dichtbij Aranda in Oud-Castilië. Zij huwde met Felix de Guzmán.

 Zij kregen twee zoons en een dochter. Daarna kwamen er geen kinderen meer, terwijl de beide echtelieden er bijzonder naar verlangden. Zij ondernamen zelfs een bedevaart naar het graf van de heilige Dominicus van Silos langs de weg naar Compostella. Hierna kregen ze inderdaad een kind, een zoon. Hij werd genoemd naar Dominicus van Silos: Dominicus Guzmán. Zijn moeder gaf hem een diepreligieuze opvoeding. Hij stichtte in 1215 de orde der predikheren, De leden ervan worden ook wel naar hun stichter 'dominicanen' genoemd. Er is een legende die vertelt, dat Dominicus' moeder tijdens haar zwangerschap eens droomde, dat zij een hond ter wereld bracht met een brandende fakkel in zijn bek. De Latijnse naam voor zijn latere volgelingen 'Dominicanes' werd ook wel uitgelegd als 'Domini Canes' = 'Honden van de Heer'!

Vind meer foto's en uitgebreide informatie over dit project van Callebaut Architecten en Bureau Bouwtechniek hier

Op een oude kloostermuur van Het Predikheren in het Tinelpark prijkt sinds zaterdag 6 mei 2023 een groot gedicht van voormalig stadsartiest Pat Donnez. Het kunstwerk, getiteld ‘M’, gaat over de stad Mechelen.

Het ontwerp is van Jelle Jespers  en verwijst naar het klooster. Het is levend doordat de letters wat afstaan van de muur en reflecteren met schaduwen in het zonlicht. De M lijkt verweerd zoals de tand des tijds in het klooster. Voor de uitvoering van het gedicht maakte Jurgen Claesen gebruik van uitgelaserd metaal en poederlak. De letter M is uitgevoerd in cement en kalei.

Beluister het gedicht en bekijk de video met de weergave van de opbouw van het gedicht op de muur.

Maak jouw eigen website met JouwWeb